Op deze blog wil ik het hebben over filosofie. Meteen komt de vraag: wat is dat? Je leert iets kennen door het te beoefenen. Maar om je op weg te helpen is het nuttig om zich reeds een idee te kunnen vormen van wat die activiteit inhoudt. Laten we daarom beginnen met te kijken naar het soort vragen die gesteld worden in de filosofie. De volgende schieten mij te binnen:
- Wat is waarheid?
- Wat is het goede?
- Wat is zijn?
- Hoe verzoen je vrijheid en gelijkheid?
- Kan je mentale fenomenen reduceren tot materiële fenomenen?
- Kan je materiële fenomenene reduceren tot mentale?
- Hoe beantwoordt een representatie met de werkelijkheid? …
Niet iedereen is geneigd zich dergelijke vragen te stellen. Maar zelfs wanneer je ze stelt, dan wacht er je een uitdaging: wie al eens spontaan een boek van één van de grote denkers uit de geschiedenis van de filosofie heeft open geslagen, weet wat ik bedoel.
In de Oudheid stond Herakleitos bekend als een duister denker. Later, in de Moderne Tijd, is het vooral Hegel die de reputatie had onbegrijpelijke dingen te zeggen. Van de post-moderne denkers gaat, voor velen, Derrida met die reputatie lopen. Je kan gerust veralgemenen: de belangrijkste teksten van de meeste grote denkers zijn een harde noot om te kraken, ook voor professionele filosofen. Toegankelijkheid en diepzinnigheid lijken omgekeerd evenredig. Toch mag je er van uitgaan dat de meeste filosofen, wel degelijk proberen duidelijk te zijn; alleen: het onderwerp laat het niet toe. Wat ze zeggen is subtiel en origineel. Er zijn nog geen woorden en geen beelden voor. Dus moeten ze die zelf gaan uitvinden. Dat leidt tot een worsteling met de taal. Van een Herakleitos daarentegen dacht men: hij doet het opzettelijk, wat hij zegt kan je ook duidelijk formuleren. Ook in de twintigste eeuw zijn er filosofische stromingen (het logisch positivisme enerzijds, de post-moderne continentale filosofie anderzijds), die er een principe van maken, de lezer niet tegemoet te komen. Oordeel niet te snel. Die mensen zijn niet kwaadaardig. Hun motieven waren van filosofische aard. Het logisch positivisme probeerde het denken m.b.v. de formele logica te laten verlopen. Dat ziet er al snel vrij wiskundig uit (formele logica is ondertussen niet enkel een domein van de filosofie, maar tegelijk ook een onderdeel van de wiskunde), wat veel mensen afschrikt. Post-moderne continentale denkers zetten zich net af tegen rationaliteit en wetenschap, wat een Heidegger ertoe bracht om op basis van gedichten te denken.
Ik ben ervan overtuigd dat de aforismen (Herakleitos), de circulaire bewoordingen (Hegel), de irrationele gedachtensprongen (Derrida), de met wiskunde doorspekte tekst ()…, kortom: alle belangrijke geschriften die we aangereikt krijgen vanuit de geschiedenis van de filosofie, onze inspanning waard zijn.
Ik heb hier iets belangrijk aangeraakt: de geschiedenis van de filosofie. Het woord traditie zou beter op zijn plaats zijn. Ik wil hier meteen al de definitie van filosofie die ik voor ogen heb, geven: een reflectief denken naar aanleiding van zingevingsvragen op basis van een traditie. Ik behandel in het resterende gedeelte van deze blog post, elk aspect van deze definitie.
Ook al komt voelen, begeren, fantaseren, er bij kijken, filosofie is in de eerste plaats: denken. Dat is al een hele inperking. Maar nog altijd te algemeen. Wanneer je de juiste schroevendraaier zoekt om een vijs in te draaien ben je ook aan het denken. Filosofie is een reflectief denken. Ze denkt niet enkel na over de dingen in de wereld, maar ze is daarbij ook heel bewust van zichzelf. Een fysicus stelt zich niet de hele tijd de vraag wat fysica is. Een filosoof doet dat wel. Wat motiveert een filosoof om (reflectief) te gaan nadenken? Dat zijn de zingevingsvragen:
- wat is de zin van het bestaan?
- waarom zijn de dingen zoals ze zijn?
- waarom is er iets en niet veeleer niets? …
Maar traditionele godsdiensten, Oosterse filosofieën zoals boeddhisme en taoïsme, en meer recente vormen van spiritualiteit, zoals New Age, houden zich ook met zingevingsvragen bezig. Daarenboven spreekt men nu ook over Afrikaanse filosofie.
Om filosofie helemaal als een apart domein te definiëren hebben we nog één ingrediënt nodig. Ik radicaliseer een beetje een voorstel van Peter Adamson (‘Out of Europe’, Philosophy Now, Feb/Mar 2017):
‘So I have a provocative proposal of my own: intellectually speaking, the more valid distinction is not between “European” and “non-European” philosophy, but between philosophical cultures that respond to Greek thought (however indirectly), and those that do not.’
Elke zingevend gemotiveerd zelf-reflectief denken dat zich eerst en vooral laat inspireren door de denkers van de Klassieke Oudheid (enkele namen: Herakleitos en Parmenides, Plato en Aristoteles), is filosofisch. Volgens deze indeling zijn denkers van de Islamitische wereld (Joden, Moslims en Christenen die in het syrische of arabisch schreven) filosofen; net zoals hedendaagse denkers uit Latijns-America dat zijn. Maar het zingevend denken uit het voor-kolonische Azië, de America’s en Africa is geen filosofie. Ook elkeen die zich, zonder referentie naar de Griekse Oudheid, laat inspireren door yoga, boeddhisme en meer algemeen Oosterse spirituele praktijken, valt niet onder de noemer filosoof.
We hebben een definitie. Ze laat toe om filosofie mooi af te grenzen van andere verwante praktijken. We geven hier nog geen waardeoordeel. Uit wat we gezegd hebben, volgt dus niet dat filosofie beter is dan, ik zeg maar iets, het katholieke geloof, of ook nog, dat het beter is dan Iyengar yoga. Een Kerkvader die ik op dit moment aan het lezen ben, zegt klaar en duidelijk dat het geloof eerst komt, en onnoemelijk veel belangrijker is. Spinoza of Betrand Russel zouden het daar fundamenteel mee oneens geweest zijn. En wanneer ik, aan Eva, mijn lerares Iyengar yoga, zou vragen of ze de asana’s belangrijker vindt dan filosofie, dan ben ik vrij zeker, dat ze zou kiezen voor dat eerste.