Arbeid Volgens Het Marxisme

De mens handelt, begeert, voelt en denkt. Uitgangspunt van het marxisme is dat de mens eerst en vooral een handelend wezen is. Denken, voelen en begeren moeten we zien als onderdelen van handelingen. We denken omdat we een bepaalde handeling willen stellen. We voelen iets bij een bepaald gegeven en dat motiveert ons om te handelen. We begeren iets en om het te bereiken handelen we.

Een tweede belangrijk aspect van het marxistische uitgangspunt is dat van alle vormen van handelen – noem maar op: dagdromen, sport, vechten, bidden, paren, baren, zogen … –, arbeid de meest fundamentele is.

Arbeid is dus een specifieke vorm van handelen: achter de vuilkar lopen, toiletten poetsen, schoenen repareren, romans schrijven, een zaak uitbaten, boekhouding doen, kinderen opvoeden, huizen bouwen … De volgende definitie van arbeid is geïnspireerd door wat Jaap Kruithof daarover te zeggen had: waar men samen met anderen, naar een bepaald idee, volgens regels, handelt om sociale behoeften te bevredigen, daar doet zich arbeid voor. Dat is een hele boterham. Laten we de definitie ontrafelen.

Arbeid is een handeling die erop gericht is behoeften te bevredigen. Typische behoeften zijn voedsel (jagen, verzamelen, verbouwen) en onderdak (tenten, hutten, huizen). Maar dat zijn zeker niet de enige. Mensen hebben bijvoorbeeld een behoefte om zorg te dragen. De meeste mensen hebben ook graag seks. Enz.

We hebben het hier over sociale behoeften: eten, wonen, zorgen, vrijen doe je niet alleen (in tegenstelling met lopen fluiten, masturberen of patience). Je kan veel van deze activiteiten ook alleen doen, maar dan is het geen arbeid. Arbeid is een sociale activiteit; meer nog: het is een activiteit die bijdraagt tot je integratie in een gemeenschap: je moet je gedachten, gevoelens en impulsen beheersen, stroomlijnen, aanpassen aan wat mogelijk is, aan wie er meewerkt. De schrijver kan zich niet permitteren om een rommelig manuscript in te dienen, bij het programmeren moet front-end en back-end rekening houden met elkaar, de poetsman die de vuilbakken buiten zet plaatst die met de kant die op de vuilkar wordt getild naar de straatkant toe enz. In je relatie tot de ander tem je jezelf en de ander. We kunnen dit veralgemenen. In zijn relatie tot de natuur temt de mens zowel zichzelf als de natuur.

Arbeid is een activiteit die een minimum aan rationeel denken en helder bewustzijn vereist: je moet in gedachten houden welk doel je nastreeft, welke regels je moet volgen. Je moet dingen op een rijtje kunnen plaatsen. Iemand die vloeren poetst moet het verschil kennen tussen zure en alkalische reinigingsmiddelen, hoeveel hij ervan gebruikt, wanneer hij beter eerst met gewoon water werkt. Dit is niet anders voor de programmeur en zijn code, de leraar en zijn leerinhouden …

Wat dat sociale betreft, zegt Kruithof zegt ook nog het volgende: ‘De kenmerken “weerstand overwinnen” en “tegenzin ervaren” zijn … essentieel voor de arbeid.’ (Kruithof, Arbeid en Lust 1). Weerstand overwinnen – in zijn relatie met de natuur, met de ander en met zichzelf –, is inherent aan de arbeid, ook wanneer er geen slavernij, geen lijfeigenschap, geen loonarbeid meer zou bestaan. De meest bekende formulering van het principe van een rechtvaardige samenleving luidt: voor ieder naargelang zijn behoeften, voor ieder naargelang zijn capaciteiten'. Maar ook dan moet je dingen opgeven (tegen jezelf ingaan), leren om je begeren “te temmen, uit te stellen, te organizeren en te kontroleren” (Kruithof, Arbeid en Lust 1). Arbeid leert je omgaan met teleurstelling en mislukking. In veel gevallen is de weg even belangrijk dan het doel. Arbeid is een leerschool voor de levenskunst.

Het is door samen te werken met anderen dat we antwoord vinden op de vraag: waar stopt mijn vrijheid en begint die van de ander? Het is op die manier dat ' … arbeid de grondslag vormt van de ontwikkeling van de mens tot een moreel wezen' (Kruithof, Arbeid en Lust 1).

Wanneer we al deze zaken samen nemen dan kunnen we met Kruithof besluiten: ‘De arbeid is de rijkste en meest complexe vorm van menselijk bezig zijn’ (Kruithof, Arbeid en Lust 1).