Gemeenschap betekent: je gedragen en ondersteund voelen, sociale geborgenheid. Zonder ga je dood. Voor veel mensen was gemeenschap tot halverwege de twintigste eeuw het geloof (christendom), voor anderen was het hun nationaliteit (patriottisme), nog anderen vonden steun in de loge (humanisme), mijn grootvader geloofde heel sterk in vakbonden (socialisme, communisme), maar het kan ook gewoon de uitgebreide familie zijn, een clan dus. De meeste mensen zaten ook in een koppel. Maar of ze alleen waren hing daar niet van af. Je was pas echt alleen wanneer je niet tot een gemeenschap behoorde.
Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw kwam een proces tot voleinding dat bekend staat als ‘het einde van de grote verhalen’: humanisme, communisme en christendom verloren hun aantrekkingskracht en dus ook hun macht. In het Westen ontmaskerde ‘68 de democratie, in het Oosten viel in ‘89 de Muur en onderwijl liepen overal de kerken leeg. Het was meteen ook het einde van de oude gemeenschappen: vakbonden verloren hun breder netwerk van sociale activiteiten, familieverbanden werden minder sterk, iedereen ging in de stad wonen, commerciële televisie zoals VTM verving volks- en parochiehuizen.
Initieel kwamen de taken die vroeger door gemeenschappen werden verricht terecht bij enerzijds de verzorgingsstaat, anderzijds het nucleaire gezin. De staat kon zorg dragen omdat ze nog durfde belastingen heffen, omdat ze nog kon lenen, omdat ze nog legitimiteit had - wat onder meer goedkoop onderwijs en sociale zekerheid garandeerde. Koppels konden zorg dragen omdat de inkomens stegen, de vrouwen voor het eerst ook massaal gingen werken, en de huizen nog betaalbaar waren - waardoor men zich een poetsvrouw, een masmachine, kinderopvang en vakantie kon permitteren.
Vanaf eind de jaren tachtig verandert het plaatje: de verzorgingsstaat wordt afgebouwd. Van die kant hoef je geen handelingen van sociale geborgenheid meer te verwachten, gemeenschap bestaat nu enkel nog binnen het koppel. Het koppel kan maar nucleair zijn indien het zich kan afzonderen: er is een stijgende vraag naar huizen. De staat en de centrale banken maken het makkelijk om te lenen, op die manier hoef je de lonen niet te verhogen. De financiële sector clustert rond de huizenmarkt, de economie clustert rond de financiële sector (de FIRE-sector is het vanzelfsprekend samengaan van ‘finance’, ‘insurance’ en ‘real estate’). Ondanks de crisis van 2008 blijft dit de logica van het systeem: hoe meer de huizenprijzen stijgen, hoe meer men gaat rekenen op die stijging. Meer nog, de gezinnen doen ondertussen duchtig mee met grote banken en de grote fondsen: het verder vertekenen van de economie door te speculeren op vastgoed. Niet alle gezinnen natuurlijk, enkel zij die zich reeds een huis voor zichzelf konden permitteren dankzij steun van ouders (Gen X) en vooral grootouders (de babyboomers) - enkel zij die goedkoop kunnen lenen dus.
Wie praat daar nog over? Occupy Wall Street is op een sisser geëindigd, en de Tea Party is gekaapt door Donald Trump. Nadenken over het verschil tussen interbank rente en kwantitatieve versoepeling, het verschil tussen landen die direct of indirect obligaties aan de centrale bank verkopen … - dat is niet sexy. (Zelfs Ayn Rand moest benzedrine nemen om haar romans over de perfecte kapitalist af te werken.) Links discussieert liever over andere, toegegeven ook heel belangrijke onderwerpen, zoals antiracisme, feminisme, transfobie … Rechts ook. Op het vlak van anti-racisme en feminisme scoren net veel banken redelijk goed. En Goldman Sachs - ooit omschreven als een financiële ‘vampire squid’ - organiseert lezingen die je progressieve hart doen bloeden. De FIRE-sector is maar wat blij dat noch links, noch rechts naar hun balansen kijkt.
Ik zet door: het heeft zin om over economie na te denken.
We zitten in een cirkel: de normen die ons zijn aangereikt door de babyboomers (vlak van WOII) zetten ons ertoe aan gemeenschap niet verder te laten reiken dan het koppel, waardoor we allemaal krampachtig onze relatie in stand houden of er krampachtig naar één op zoek zijn; waardoor we gemotiveerd zijn ons diep in de schulden te steken om dat huisje te kopen (want zonder eigendom is een koppel niet legitiem), waardoor de economie zich daarop richt, banken vooral dat in hun portfolio hebben, maar ook: waardoor de koppels die reeds vastgoed hebben makkelijker kunnen lenen en nog meer investeren in vastgoed dan ze nu al doen - de jongste generatie van de middenklasse, oudere arbeidersgezinnen en een pak migranten blijven in de kou staan.
Wat te doen?
Is het een toeval dat jongeren recentelijk een huis kraakten in een arbeiderswijk die stamt van begin 20ste eeuw; niet om te profiteren of te lanterfanten (doen ze hopelijk ook, zoals elke normaal mens), ook niet om subversief te zijn (zo afgezaagd), maar wel om datgene te doen wat de duivelse cirkel waarin we zitten, doorbreekt: contacten leggen met de mensen uit de buurt, die mensen terug in contact brengen met elkaar, activiteiten organiseren waarin iedereen participeert.
Ze brengen de meest voor de hand liggende oplossing in de praktijk, die weinigen zien maar sommigen wel aanvoelen, om de huizenprijzen te temperen: terug gemeenschappen die verder reiken dan het nucleaire gezin bouwen. Anders gezegd, leven en handelen vanuit de opvatting dat gemeenschap niet bestaat op het niveau van het koppel, maar dat het koppel gedragen wordt door gemeenschappen.
Wil je gaan beweren dat bredere gemeenschappen zullen leiden tot lagere huizenprijzen? Dat wil ik beweren.
Er is namelijk een verschil tussen een transactie binnen een gemeenschap en een transactie in een markt waarbij de leden niet tot dezelfde gemeenschap behoren. In het eerste geval is het nooit echt de bedoeling dat een lening wordt terug betaald; in een marktsituatie wel. Aan iemand die je niet kent, waar je geen band mee hebt, durf je hogere prijzen te vragen dan aan iemand die je kent. Daar gelden de regels van vraag en aanbod, van het contract. Bij iemand die je niet kent wil je dat waarde-voor-waarde (datgene wat plaats vindt in een economische transactie) strikt in geld wordt uitgedrukt, dat is ook een van de belangrijkste bestaansredenen van geld. Maar ouders lenen geld aan hun kinderen, niet om dat volledig terug betaald te krijgen, maar om hun kinderen te motiveren hun best te doen om vooruit te geraken. De waarde die zij krijgen in ruil voor hun geld is maar ten dele ook weer uit te drukken in geld. Voor een groot deel bestaat het uit sociale geborgenheid die zij met hun kinderen delen. Zolang die kinderen de gemeenschap die ze hebben met hun ouders in stand houden, is het terug betalen van de lening een eerder symbolische handeling, dan iets wat onverbiddelijk moet gebeuren tot de laatste centiem.
De meest voor de hand liggende manier om speculatie op vastgoed af te remmen of zelfs een halt toe te roepen is derhalve een situatie creëren waar men andere compensatie krijgt voor verhuren en verkopen, voor het toekennen van leningen dan enkel geld. De acties vanuit het Bernadettehuis zetten aan tot dit soort strategie. Iemand wilde mij onlangs de details uitleggen van de situatie in Sint-Bernadette (want dat is de wijk waar ik het over heb, daar is het kraakershuis dat ik liever een volkshuis zou noemen), want ik ben toch zo naïef. Ik hoef het niet te horen. En niet enkel omwille van de arrogantie van de filosoof die enkel met de grote ideeën bezig is. Er is op dit moment niks zo kostbaar als grond in de buurt van een welvarende stad. Huizen plat gooien en er met goedkoop geleend geld nieuwe bouwen, het is de minst creatieve manier, maar door de situatie waarin we ons macro-economisch bevinden, de meest voor de hand liggende manier, om als ondernemer succesvol te zijn. Het volgende is naïef: denken dat Europa een competitieve en interessante economie kan tot stand brengen door speculatie op vastgoed.
Gaat de Bernadettebeweging het halen met haar acties? Dat is niet de juiste vraag. Het gaat om een signaal geven, communiceren. Eindige handelingen zijn tekens die iets losmaken bij anderen, waardoor die tekens tot een verhaal worden in de hoofden van verschillende mensen. Dat verhaal geeft zin aan nieuwe acties.